Hoofdstuk 7

Gepubliceerd op 27 december 2023 om 16:19

Reno

 

Een fel licht boven me, belet me mijn ogen open te doen. Even denk ik dat ik dood ben, en dat dit de hemel is, maar als ik die penetrante geur van desinfectiemiddel ruik weet ik het meteen. 

Ik ben niet dood.

Ik lig in het ziekenhuis, maar wat er verder nog meer aan de hand is, weet ik niet. Het voelt alsof er een trein over me heen is gedenderd. Alles doet zeer, en dat niet alleen, het lijkt wel alsof iedere spier in mijn lijf zijn veerkracht kwijt is. Ik voel me als het roestige blikken figuur uit The Wizard of Oz. Zelfs mijn oogleden doen zeer.

Op de achtergrond klinken stemmen.

'Dat apparaat doet het weer niet,' zegt een donkere mannenstem.

'Ga je nu ook een brief schrijven naar de leverancier,' reageert een andere stem. Ook een man, maar hij klinkt iets vrolijker of jonger. 'En ontleed je daarna dan ook gelijk je hele keuken.'

'Waar heb jij het nou weer over?' reageert de ander.

'Net als in die film.'

'Welke film?'

Wat is dit een vermoeiend gesprek, zeg.

‘Die film waar ik het laatst nog over had.’

‘Echt geen idee.’

'Demolition,' mompel ik, en open voorzichtig mijn ogen. Het licht doet nog steeds zeer, maar die sneue groene neptakken bij het raam zijn ook behoorlijk pijnlijk. Ik zoek contact met degene die ik heb horen praten en even ben ik ervan overtuigd dat ik een behoorlijke hersenschudding heb. Het lijkt net alsof de acteur uit de film Demolition naast mijn bed staat, maar na een minuut of wat herken ik hem toch als mijn contactpersoon bij Wyatt & Montgomery. Dit is niet Jake Gyllenhaal, dit is Milton Wyatt. Zoon van de grote baas, en de nieuwe CEO van W&M. Hij glimlacht gereserveerd, en het is me nu al duidelijk dat hij slecht nieuws bij zich heeft. Naast hem staat iemand die me doet denken aan Jude Law, maar dan met iets meer brutale ogen. Ook hij glimlacht ongemakkelijk.

Als ik wat verder kijk dan de twee 'acteurs' zie ik dat ik alleen lig in een voornamelijk witgeverfde kamer waar hier en daar wat kerstversiering is opgehangen. Ik heb een infuus in mijn arm, plakkers op mijn borst en een klemmetje op mijn vinger. Mijn kleren zijn verruild voor een hospitaaljurk en mijn tas staat tegen de verwarming. Mijn laptoptas zie ik niet staan, en ook mijn telefoon is nergens te bekennen.

'Hoe voel je je?' vraagt Milton.

'Geen idee,' antwoord ik naar alle eerlijkheid. 'Verward?'

'Logisch.' Zwijgend blijft hij naar me kijken.

'Wat is er gebeurd?' vraag ik na een tijdje.

‘Uhm.’ Milton kijkt van mij naar zijn collega, partner, of wat het ook is, en dan weer terug naar mij. ‘Ik heb niet op de hoogte van het hele verhaal, maar van wat ik heb begrepen, ben je bestolen op het vliegveld bij de halte naar de metro terwijl je onwel werd. Wat betreft de medische gegevens doet de arts straks nog verslag, maar ik had begrepen dat ze zich geen zorgen maken.’

Is het gek als ik dat wel doe? ‘En mijn telefoon en laptop.’ Alles zat in de tas. Mijn portemonnee, tickets, pasjes, verzin het maar. Alles van waarde zat daarin.

‘De bestanden op je laptop zijn veilig gesteld door jouw eigen mensen, evenals de informatie op je telefoon.'

Milton praat heel afstandelijk, bijna als een robot, en ik vraag me af of hij gewoon zo is, of dat hij nog meer slecht nieuws achter de hand heeft.

‘Wie van mijn mensen heb je gesproken,’ probeer ik voorzichtig. ‘Mijn partner?’ Er bloeit voorzicht wat hoop op door de gedachten dat Ranger op de hoogte is van wat er is gebeurd en dat hij alles heeft geregeld. Heel stiekem hoop ik dat hij misschien wel onderweg is. Milton kijkt naar zijn collega en schudt dan zijn hoofd.

'Callum heeft je secretaresse gesproken, er was verder niemand bereikbaar.'

'Oh.' Blijkbaar heet die andere man dus Callum. Ik doe een poging mezelf overeind te duwen, wat lastig gaat door de pijn in mijn armen. Bovendien houden de snoertjes die aan de plakkers op mijn borst zitten me tegen. Ik hoop dat ik me morgen wat beter voel, anders wordt het gesprek niets.

'Hoe wisten jullie dat ik hier lag?'

Milton knikt weer in de richting van Callum, die verontschuldigend glimlacht.

‘Dat is een beetje een gek verhaal, maar ik had gisteren een date met een jongen die ook op de ambulance werkt. Hij was te laat, omdat hij die middag was opgeroepen voor een situatie op het vliegveld. Een onwel-wording na diefstal. En hij wist te vertellen dat het ging om een Nederlandse zakenman ging. Even later werd ik gebeld door de receptioniste van The Royal Horseguards met de vraag of ik wist wanneer jij zou landen omdat je nog niet had ingecheckt. Daarna was het een kwestie van een plus een is twee, hebben we contact opgenomen met het St. Mary’s en met jouw secretaresse.'

Dat klinkt inderdaad als een gek verhaal. Gelukkig hebben ze mijn secretaresse, Haddassah, te pakken gekregen. Zij is wat dat betreft echt de juiste persoon in noodgevallen. Ik weet niet hoe ingewikkeld haar ICT-vaardigheden precies zijn, maar als zij kan vanaf haar telefoon al mijn apparaten besturen. Waarschijnlijk heeft ze mijn laptop en telefoon op afstand geblokkeerd. Maar of ze zich ook over mijn privéfoto’s heeft bekommerd, dat durf ik niet met zekerheid te zeggen. Die foto van Ranger en mij, genomen in zijn fotohokje op het station na ons eerst kamp samen, ben ik wel voor altijd kwijt.

Ik probeer de brok in mijn keel weg te slikken, maar het blijft steken door het besef dat als Haddassah is ingeschakeld, zij ook Ranger op de hoogte heeft moeten stellen. Waarom heeft hij dan nog geen contact met me opgenomen?

‘Heeft mijn secretaresse wel de documenten doorgestuurd voor het gesprek morgen?’ Ik doe mijn best mijn zakelijke gezicht op te zetten, maar door de vragende blikken van zowel Milton als Callum besef ik dat ik iets verkeerds heb gezegd. ‘Je had het over gisteren. Wacht even. Ik ben dus gisteren geland op Gatwick, berooft van mijn spullen en onwel geworden. Gisteren? Dan is het vandaag eerste kerstdag.'

Milton en Callum knikken synchroon.

'Redden we dat dan gesprek nog?'

Ditmaal schudden ze allebei tegelijk hun hoofd.

'Dat gesprek gaat sowieso niet door.' Milton zet nu wel een stap naar voren. 'We hebben gisteren geprobeerd contact met je op te nemen, maar dat is niet uiteraard niet gelukt. Er is geen gesprek want ze hebben geen interesse om samen te werken met twee mensen die ook privé met elkaar verbonden zijn.'

‘Ze hebben geen interesse omdat…?’ Als ik al geen onregelmatige hartkloppingen had, dan krijg ik ze nu wel. ‘Wat voor Middeleeuws bedrijf is dat? Zijn ze serieus zo homofoob?’ Als het me was gelukt was ik overeind gevlogen maar het gevoel dat ik ben platgewalst door een trein houdt me tegen. Milton schudt direct zijn hoofd.

'Nee, hoor. Geaardheid maakt ze niets uit. Het gaat erom dat jullie samen zijn. Als jullie uit elkaar zouden gaan en beiden een andere partner vinden waarmee je niet hoeft samen te werken, willen ze wel een deal sluiten. Het probleem is dat als jullie samenleven dan zijn ze bang dat jullie altijd een front zullen vormen bij iedere besluitneming.'

'Serieus?' kreun ik woedend. 'Denken ze echt dat ze zo onprofessioneel zijn. En dan zijn nu hun voorwaarden: scheiden en fuseren, of anders?'

'Doen ze een aanzienlijk bod om jullie over te kopen.'

'Ha. We zijn niet te koop.' Verslagen laat ik me in het kussen zakken. Ten eerste is het bedrijf van Rangers vader, en ten tweede hebben we het afgelopen jaar zo hard gewerkt dat het ondenkbaar is om het even aan de hoogste bieder te verkopen.

'Wat kan ik aan ze doorgeven?'

Zuchtend schud ik mijn hoofd. ‘Dit wil ik graag bespreken met mijn partner.’

'Morgen willen ze graag een antwoord.'

‘Jeetje. Tot nog geen tien minuten geleden was ik er nog van overtuigd dat het mogelijk was om met ze in gesprek te gaan. Nu zetten ze me voor een onmogelijk keuze.’

'Er hoeft niet per se een deal gesloten te worden,' stelt Milton me gerust. ‘Van hoe ik het heb bekeken kunnen jullie prima naast elkaar bestaan.’

‘Zoals de leeuw en het lam?’ schamper ik. ‘Mooie kerstgedachten, maar in de realiteit vreet die leeuw toch echt dat lammetje op. En wij zijn in dit geval toch echt het lam.’

‘Dan wens ik je veel wijsheid toe.’ Milton steekt zijn hand uit alsof hij hiermee duidelijk wil maken dat ons gesprek tot een einde is gekomen. ‘Jouw secretaresse neemt later vandaag contact met je op om alles af te ronden, en ik had begrepen dat de arts in de middag langskomt.’

‘Oh, en voor ik het vergeet,’ breek Callum in. ‘'Er is vanavond een kerstdiner in de hal, voor patiënten en familie, dus je mag iemand meenemen.'

'Ik heb niemand,' antwoord ik terwijl ik mijn ogen sluit. 'Bovendien, haat ik kerst.'

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.