Hoofstuk 6

Gepubliceerd op 27 december 2023 om 16:15

Ranger

 

‘Ik hou van kerst.’ Sylvester laat zich naast me op het houten bankje zakken. We zitten als enige nog bij het kampvuur waar we na de speurtocht door het bos met de hele groep marshmallows hebben geroosterd. Mijn keel is schor van het kampvuurliedjes zingen, en mijn buik doet een beetje zeer van al het snoepen, maar dat heerlijke warme gevoel van geluk heeft de overhand. Dit is kerst zoals het is bedoeld. Warmte en gezelligheid, maar vooral het samenzijn. Direct steekt er een koude wind op in mijn hart.

‘Die Reno heeft dan niets met kerst?’

Ik schud zwijgend mijn hoofd. De hele avond heb ik bedacht hoe ik Reno duidelijk kan maken dat dit kerst is. Voor mij dan. En dat ik het zo graag met hem een keer wil vieren op mijn manier.

‘Reno is een beetje als de Grinch,’ merk ik op alsof het een grapje is. ‘Bovendien moet een van ons het harde werk doen. Als we die deal binnenhalen dan zitten we voor de rest van ons leven gebakken.’

‘Wat betreft non-stop werken wel. Maak je nog steeds werkweken van zestig uur?’

‘Uhm.’ Daar wil ik liever geen eerlijk antwoord op geven. ‘Ik sport ook veel, en wandel, en mediteer.’

‘En therapie? Slik je nog paro?’

‘Jeetje. Sylvester.’ Ik sta op van het bankje om zogenaamd het kampvuur wat op te stoken. Het noemen van mijn antidepressiva brengt me weer terug naar het moment dat Reno mijn voorraad vond. Ik weet niet of hij geschokt was omdat ik het slik of omdat ik het hem nog niet had verteld.

Sylvester is ook opgestaan. Ik voel zijn aanwezigheid naast me. ‘Sorry,’ zegt hij met zijn hand op mijn schouder. ‘Ik wilde je niet… ik weet niet. Persoonlijk vind ik dat je daar gewoon over moet kunnen praten.’

‘Tuurlijk,’ schamper ik. ‘Jij ziet het vanaf de zijlijn. Als iets wat gewoon bij mij hoort. Voor mij is het een monster waar ik iedere dag het gevecht mee aan moet gaan.’ Het monster wat deels door hem vervormd is, maar dat durf ik niet hardop te zeggen.

‘En hoe ziet Reno het?’

Ik haal mijn schouders op. ‘Zijn er nog marshmallows, anders haal ik die even.’ Zonder op Sylvesters antwoord te wachten loop ik het clubhuis binnen. Reno weet alleen dat ik af en toe iets slik vanwege de hoge werkdruk. Hoe het werkelijk zit weet hij niet. Hij weet bar weinig van me op medisch gebied. Alleen dat ik in mijn jeugd in het ziekenhuis heb gelegen omdat ik kanker had. Meer heb ik hem niet verteld, omdat ik dat niet wilde. Reno heeft ook niet meer verder gevraagd, maar ik voel aan alles dat het voor hem niet genoeg is.

Maar wat moet ik tegen hem zeggen: de kans is groot dat het ooit terugkomt en de kuur dan niet aanslaat? Dan slaat zijn zorgenhartje helemaal op hol, en ik denk dat het meer dan genoeg is dat een van ons aan de antidepressiva is.

Met een volle zak marshmallows in mijn handen loop ik terug naar de kampvuurkuil waar Sylvester geduldig op me staat te wachten.

‘Weet Reno waarom kerst zo belangrijk voor je is?’ gaat hij verder met het gesprek. Ik haal weer mijn schouders op.

‘Gewoon. Hij weet dat ik een gezelligheidsdier ben, dat houdt van mensen om hem heen.’

‘Maar er is nog een andere reden toch?’ Sylvester pakt een marshmallow uit de zak en prikt hem op een houder. ‘Kerstvieren betekent voor jou ook nog iets anders.’

‘Yup.’ Sylvester weet dat, want het was een van de eerste dingen die ik hem vertelde. In de zomer, vlak voordat ik naar de kleuterschool ging, kreeg ik DE diagnose. Er volgde een aantal helse kuren, waarbij ik me zo eenzaam en alleen voelde, dat is met geen pen te omschrijven. Ik ging niet naar school, speelde niet met leeftijdsgenootjes en maakte geen mooie knutselwerkjes. Of ik lag in het ziekenhuis, of ik was beroerd. Maar vlak voor kerst mocht ik naar huis. Mijn moeder had iedereen uitgenodigd en een echte kerstboom gekocht voor in de woonkamer. Een blauwspar. Ze zei het alsof het een koningsboom was. Voor mij voelde het ook zo. Alle kinderen van de klas zaten om de grote tafel. We aten poffertjes en patat, en mochten zoveel ijs eten als we wilden. Toch was al dat eten voor mij niet wat het kerst maakte. Het was iedereen bij elkaar. Samenzijn. Gezelligheid. Die blije gezichten van iedereen.

En altijd als ik kerst vier, moet ik aan dat moment denken.

Vanavond voelde ik die warmte weer. Het samenzijn. De gezelligheid. Iedereen was blij. Zelfs ik voelde, net als toen, een beetje warmte en vrolijkheid.

‘Hier.’ Sylvester geeft me de prikker en houdt zijn eigen marshmallow boven het verkoolde hout. Het witte gedeelte is het warmst.

'Mag ik een onbeleefde vraag stellen?'

Grinnikend kijk ik naar Sylvester. 'Heb je ooit een beleefde vraag gesteld?'

'Touche.' Met een brede lach neemt Sylvester een hap van zijn marshmallow. 'Begrijp me niet verkeerd, maar wat trekt je aan in Reno? Hij ziet er best oké uit, en ik begrijp dat jullie raakvlakken hebben op professioneel gebied, maar is er ook die vonk? Die sparkel die je nooit beseffen dat hij degene is die het leven zin geeft?' Hij kijkt me recht in mijn ogen aan, zoekend naar een eerlijk antwoord.

'Ik hou van hem.'

'En is dat genoeg? Hij houdt misschien van werken en op de bank zitten, maar wakkert dat ook het vuur in jou aan? Word jij gelukkig van de dingen die hem gelukkig maken?'

Ik haal mijn schouders op.

'Ik wil je niet beïnvloeden, Ranger, maar je zat heel diep toen je hem ontmoette. Ik weet dat ik je heel slecht heb behandeld, en het spijt me ontzettend, maar je bent er nu nog erger aan toe dan twee jaar geleden.'

Moeizaam slik ik die brok in mijn keel weg. Ik wil zeggen dat hij ongelijk heeft, dat wat hij allemaal heeft uitgevreten tijdens onze relatie totaal niet in verhouding staat tot Reno's bokkige houding van vanochtend. Bovendien leerde ik Reno kennen vlak nadat de arts had gezegd dat het plekje dat ik had ontdekt, niet kwaadaardig was. Het leven straalde me tegemoet, en als klap op de vuurpijl ging Reno mee op zomerkamp. Het moest gewoon zo zijn. Hij en ik. Vol het leven tegemoet.

'Het zegt toch al genoeg dat jullie niet samen zijn met de kerstdagen?'

Mijn hoofd laat ik hangen. Het zoet van de marshmallow is bitter geworden. 'We hebben het leuk,' fluister ik. 'Echt waar.'

'Echt waar?' Hij legt zijn wijsvinger onder mijn kin zodat hij mijn hoofd weer kan kantelen en ik hem moet aankijken. 'Leuk zoals jij en ik?' Hij steekt suggestief zijn tong uit zodat het niet te missen is welk leuke gedeelte uit onze relatie hij bedoelt. We hadden inderdaad geweldige momenten samen, maar vaak had ik ook heel eenzame momenten. 

'Ik mis je.' Hij zegt het zo oprecht dat mijn hart onbedoeld een beetje opbloeit. 'Je weet wat ze zeggen: je weet pas wat je had als je hem kwijt bent.'

'Ja.' Ik denk aan Reno en het gat dat hij achterliet toen hij zei dat we een break moesten nemen van ons. Geen knuffel, geen kus, enkel die vlijmscherpe woorden. Alsof we niets voorstelden.

Sylvester buigt iets meer mijn kant op. Zijn hand op mijn wang. Ik registreer het, maar ik doe er niets mee. Zelfs als hij nog iets dichterbij komt, laat ik het gelaten toe. Pas als ik zijn zachte lippen op de mijne voel, deins ik achteruit. Ik mis het gekriebel van Reno's baard. Op slag besef ik wat er gebeurt.

'Nee, nee, nee.' Ik hoor het mezelf meerdere malen zeggen terwijl ik achteruit stap. 

'Ranger.' Sussend en met uitgestoken handen komt hij mijn kant op. 'Het spijt me. Dit had ik niet mogen doen.'

'Nee.’ In blinde paniek sla ik zijn handen weg. ‘Dit is wat jij doet. Maar ik... ik had dit nooit mogen doen.'

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.